GELSENZENTRUM-Startseite

Niet langer een vreemdelinge

← Verzeichnis


Uittreksel: Het verhaal van Marga Hoffmann

Essen 1926

Bild: Marga Hoffmann, vier jaar oud

Bild: Marga Hoffmann, vier jaar oud

Op een prachtige zomerse dag, op 23 juli 1926, wordt in het Duitse Essen, Marga Hoffmann geboren. Ze is het eerste en enige kind van Robert Israel Hoffmann en Emma Posner die op 18 november 1921 in Gelsenkirchen zijn getrouwd. Het is maar de vraag of haar ouders veel van dat zomerse weer gemerkt hebben. Essen vormt met een aantal andere Duitse steden een groot industrieel gebied dat wordt aangeduid als het Ruhrgebied.

Behalve dat het gebied veel zware industrie kent is het Ruhrgebied in die dagen ook volop de "Kohlenpott". Heel Duitsland, maar bijvoorbeeld ook de Nederlandse industrie maakt gebruik van de steenkool die in de mijnen in het Ruhrgebied wordt gewonnen. Alleen al de stad Essen heeft ongeveer 1000 steenkoolmijnen gekend. Er is nog geen sprake van enig beleid op het gebied van milieu en de lucht in het Ruhrgebied is dan ook voortdurend zeer ernstig vervuild. Dag en nacht hangt er een donkere wolk vol gevaarlijke stoffen over het gebied. Bij oostenwind kan die wolk zich uitstrekken tot over Nederland, zelfs in Twente kun je af en toe het Ruhrgebied ruiken. De grote gele en zwarte wolken die de hoge schoorsteenpijpen uitbraken, maken het moeilijk om iets te zien van zon of lucht. Economisch gezien zijn het ook donkere tijden. Duitsland gaat zwaar gebukt onder de gevolgen van de Vrede van Versailles uit 1919, die een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog. Duitsland is opgescheept met een ondraaglijke last aan herstel betalingen. Enkele jaren eerder heeft dat al geleid tot een hyperinflatie waardoor vandaag een brood tien keer zo duur is als gisteren. Die periode is dan gelukkig voorbij maar zelfs de arbeiders in het relatief welvarende Ruhrgebied hebben onvoldoende inkomen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.

In dezelfde maand dat Marga Hoffmann wordt geboren, is haar vader werkloos geworden. Robert Hoffmann was bedrijfsleider bij de firma Auer & Co, een handel in levensmiddelen die failliet is gegaan. De firma had zich gespecialiseerd in koloniale waren, levensmiddelen die geïmporteerd werden uit Afrika en Azië. Maar de mensen hadden helemaal geen geld om zich die luxe te permitteren en dat werd het einde voor het bedrijf. En zo wordt Marga Hoffmann geboren in een gezin dat zich financieel gezien eigenlijk geen kind kan permitteren. Hoewel ze later in het Nederlandse bevolkingsregister staat ingeschreven als Marga Sara, heeft ze oorspronkelijk slechts één voornaam, Marga. In de loop van de jaren dertig wordt het in Nazi Duitsland de gewoonte, om bij alle joodse inwoners een voornaam toe te voegen: Sara(h) bij de vrouwen en Israel bij de mannen.

Bild: De zusters Emma en Erna Posner amstreeks 1906

Bild: De zusters Emma en Erna Posner amstreeks 1906

Gelsenkirchen is een buurgemeente van Essen, de beide steden zijn met elkaar vergroeid, en daar hebben Robert en Emma elkaar ontmoet. Emma Posner is op 19 juni 1898 in Gelsenkirchen geboren, maar die geboorteplaats is min of meer toeval. Haar vader komt uit Norden, een klein plaatsje dicht bij de waddenkust en haar moeder is een Duitse die in Rusland woonde. Haar vader, Josef Posner, heeft als jongeman een avontuurlijk leven geleid en ver van huis gezworven. Het paar is in Siberië getrouwd maar is uiteindelijk uit economische motieven in Gelsenkirchen terecht gekomen. Uiteindelijk blijft Josef Posner daar wonen wanneer zijn vrouw overlijdt en hij achterblijft met drie kinderen, waarvan Emma de jongste is. Enkele jaren later trouwt hij opnieuw, nu met Jeanette Mindus, negentien jaar jonger dan hij zelf. Hoewel het leeftijdverschil met de kinderen van haar man relatief gering is, is zij als een moeder voor de kinderen. Jeanette krijgt zelf geen kinderen.

↑ Top

Robert Hoffmann wordt op 26 maart 1891 geboren in Iserlohn, in Westfalen. In die dagen kent Westfalen een grote joodse gemeenschap die echter niet erg honkvast is. Gezinnen zwerven van plaats naar plaats, afhankelijk van het aanbod van werk. Roberts moeder, Matje Spits, is bijvoorbeeld geboren in Glanerbrug, later verhuisd naar Lochern, waarschijnlijk als dienstmeisje, en ze duikt nog weer later op in Iserlohn als echtgenote van Albert Spits die qua leeftijd haar vader kon zijn. Zowel Robert als Emma komen uit families die geen toonbeeld van rust zijn geweest. Hoe Robert en Emma elkaar hebben ontmoet valt niet meer te achterhalen. Voor de oorlog tellen zowel Gelsenkirchen als Essen tientallen joodse instellingen, waar de jongelui elkaar ontmoet kunnen hebben. De synagoge is nog de meest onwaarschijnlijke plaats want noch de Hoffmanns, noch de Posners staan bekend vanwege hun geloofsijver. Maar jood ben je niet alleen in de synagoge, ook in het dagelijks leven. Hoe dan ook, op 18 november 1921, een sombere vrijdag, vooruitlopend op de viering van de Sabbat, trouwen Robert Hoffmann en Emma Posner in het stadhuis van Gelsenkirchen. Religieus of niet, het huwelijk wordt ook bevestigd in één van de synagogen.

Als Marga geboren wordt lijkt het er eerst op, dat de rust die de familie zolang heeft ontbroken, nu toch min of meer is gekomen. Josef en Jeanette Posner wonen in Gelsenkirchen. Hun kinderen zijn getrouwd en stichten zelf gezinnen. Matje Hoff-mann woont in Berlijn bij haar zoon Arthur. Haar zoon Robert mag dan wel zonder werk zitten, hij verwacht toch binnenkort weereen nieuwe baan te krijgen. Op jonge leeftijd heeft hij immers al carrière gemaakt. Er zijn er niet veel die al voor hun 25e bedrijfsleider zijn. Nou ja, zijn broer Arthur, die is nog geen 30 en bezit al zijn eigen bank, de Hoffmann Bank in Berlijn.

Het zal allemaal heel anders lopen. Het faillissement van de Firma Auer & Co wordt Robert Hoffmann persoonlijk nagedragen. Hoewel hij er waarschijnlijk niets aan kon doen wordt de ondergang van de handel in koloniale waren de last, waar hij zijn hele leven onder gebukt zal blijven. Vanaf het najaar van 1926 is Robert Hoffmann voor zijn inkomen volledig afhankelijk van zijn broer Arthur. Deze onderhoudt niet alleen zijn moeder die bij hem in huis woont, maar hij stuurt ook maandelijks een bedrag aan zijn broer, voor zover valt na te gaan tot februari 1942, wanneer zijn vermogen geconfisqueerd wordt. Het maakt Robert Hoffmann een beetje tot de schlemiel van de familie, een rol die hij niet meer kwijt raakt.

↑ Top

Gelsenkirchen 9 november 1938

Bild: Herbert, Hannelore und Helmuth Posner

Bild: Herbert, Hannelore und Helmuth Posner

Het begint 's avonds als Siegmund Posner zieh buigt over het bed van zijn dochter Hannelore en haar toefluistert zieh snel aan te kleden. Tot op dat moment hebben Hannelore van negen, haar tweelingbroer Herbert en haar oudste broer Helmuth die dertien is, een redelijk onbezorgde jeugd gehad. Hun joodse vader, een broer van Emma Hoffmann - Posner die inmiddels in Hengelo woont, heeft in hun woonplaats Gelsenkirchen een agentschap dat speelfilms verhuurt aan bioscopen. Financieel hebben zij weinig te klagen. Er zijn meer dan dertig bioscopen alleen al in Gelsenkirchen, en in Essen, dat er aan vast gebouwd is, zijn er nog meer.



Natuurlijk hebben ze wel eens iets gemerkt van pesterijtjes tegen joden maar eigenlijk voelen zij zieh helemaal niet joods. Hun moeder Vera heette als meisje Wislawa Wishnewski. Zij is geboren in Stachowa in Polen en ze is traditioneel rooms-katholiek opgevoed. Toen zij wilde trouwen met een joodse man hadden haar ouders alleen toestemming voor het huwelijk willen geven als het paar beloofde om de kinderen rooms-katholiek op te voeden. En zo gebeurde het ook. De kinderen weten dat hun vader jood is, maar hij belijdt zijn geloof in stilte.

Vandaag hebben de kinderen in huis wel een zekere spanning gevoeld. Hun ouders hebben de hele dag voor de radio gezeten, steeds aan de knoppen draaiend, om toch vooral niets van het nieuws te missen. Vader en moeder hebben regelmatig fluisterend zitten praten waarbij vader allerlei aanwijzingen en uitleg heeft gegeven. Die spanning is twee dagen eerder ontstaan, ver van Gelsenkirchen in de Franse hoofdstad Parijs. Parijs, 7 november 1938. De Rue Hamelin ligt in het oostelijke gedeelte van Parijs, op de grensvan het bos van Vincennes, waar in 1918 in een treinwagon de voor Duitsland zo smadelijke wapenstilstand is getekend. Op nummer 2k is het gebouw van de Duit-seambassade. Bij de reeeptie meldt zieh eenjongeman die, hoewel hij in Parijs woont, vloeiend Duits spreekt. Geen wonder overigens, want de jongen, Herschel Grynszpan, is in 1921 geboren in Hannover. Hij heeft altijd in Duitsland gewoond, maar zijn grote wens als jood is te emigreren naar Palestina. De Duitse autoriteiten willen daar echter niet aan meewerken. Na allerlei omzwervingen is Grynszpan uiteindelijk illegaal in Parijs terecht gekomen, waar hij onderdak heeft gevonden bij zijn oom van vaders kant en diens vrouw.

Ook in Frankrijk is er voor hem geen toekomst, want hij draagt aleen officieel bevel tot vertrek bij zieh. Herschel Grynszpan is boos en hij is radeloos. Het is nu maandag en sinds hij op donderdag een kaart kreeg van zijn zuster Berta heeft zijn boosheid zieh kunnen ontwikkelen. Niemand heeft hem kunnen stoppen. In een paar woorden schrijft Berta hoe zij en haar ouders zijn gedwongen om hun huis in Hannover te verlaten en hoe zij op de trein zijn gezet naar Zbaszyn, een oord in het niemands-land tussen de Duitse en de Poolse grens. Daar zitten ze nu al meer dan een maand onder de meest vreselijke omstandigheden. Niemand zorgt voor deze groep joodse verschop-pelingen, niemand kijkt naar hen om. Grynszpan is vastbesloten om wraak te nemen voor wat zijn familie is aangedaan.

Op zaterdag heeft hij een pistool gekocht en als hij deze ochtend aankomt bij de am-bassade is hij van plan om de Duitse ambassadeur dood te Schieten. Hij vraagt beleefd om een onderhoud met de ambassadeur, Graaf von Welczek, maar deze is niet bereid om met een willekeurige burger te gaan praten, zeker niet als het een jood is. Om-dat Grynszpan blijft aandringen stuurt Von Welczek de derde secretaris, de diplomaat Ernst vom Rath om met dejongen te gaan praten. Het komt niet tot een gesprek. Herschel Grynszpan trekt zijn pistool en schiet de Duitser drie keer in de buik. Grynszpan wordt overmeesterd en overgedragen aan de Franse politie. Ernst vom Rath wordt af-gevoerd naar een ziekenhuis waar hij op 9 november aan zijn verwondingen bezwijkt. Wat niemand weet, is dat de moord van een gewone joodse jongen op een niet zo hoog aangeslagen diplomaat zal leiden tot een grote tragedie, de Kristalnacht.

↑ Top

Door Joseph Goebbels, Hitlers minister van Propaganda, wordt de aanslag in Parijs aangegrepen om in körte tijd een feile anti-joodse campagne op te zetten. Hij mo-biliseert overal in Duitsland troepen die het doen voorkomen, alsof er sprake is van spontane anti-joodse demonstraties. In werkelijkheid is alles strak geregisseerd. In de nacht van 9 op 10 november 1938 worden overal in Duitsland joden uit hun huizen gehaald, Synagogen in brand gestoken en van duizenden joodse Winkels de ruiten ingegooid. Het gebroken glas zorgt voor de naam van die nacht: Kristalnacht. In de Kristalnacht begint de zwerftocht van Siegmund en Vera Posner en hun drie kinderen op het moment dat er hard bij hun op de deur gebonsd wordt.

Het zijn de mannen van de SA, de zogenaamde bruinhemden, op zoek naar joden. De bewoners van een lager gelegen appartement zijn al in elkaar geslagen maar omdat Vera Posner zelf geen joodse is, weet zij de indringers ervan te overtuigen dat er verder geen joden in het gebouw aanwezig zijn. Maar zij weet dat de ontsnapping maar tijdelijk is. Zo snel mogelijk moet zij met haar gezin zien weg te komen. Later die nacht, als het wat rustiger is geworden, ziet het gezin Posner kans om te ontsnappen naar de woning van Vera's moeder, een flatgebouw dicht bij het station van Gelsenkirchen. Op de zolder van het gebouw wordt een tijdelijk onderkomen ingericht. Vanuit die schuilplaats bereidt Siegmund Posner de vlucht voor die zijn gezin uiteindelijk naar Amerika moet brengen, een vlucht die voert over Hengelo.

Bild: Nieuwe Hengelosche Courant 12. November 1938

Bild: Nieuwe Hengelosche Courant 12. November 1938

Wat niet veel mensen weten is, dat Siegmund Posner er al in is geslaagd om passage te boeken naar Amerika. Het heeft bij hem iets langer geduurd, maar evenals zijn zwager Robert Hoffmann is hij er inmiddels wel van overtuigd dat er voor hem als jood, en dus ook voor zijn gezin, in Duitsland geen plaats meer is. Hij heeft daar verder met niemand over gesproken. Het is voor Posner niet mogelijk om zelf de benodigde financiën voor die reis bij elkaar te brengen, maar gelukkig zijn er Gerzon en Alfred Gusdorf, broers van zijn echte moeder die het in Amerika al helemaal gemaakt hebben. Zij hebben winkels in Taos, in de staat New Mexico en zij zijn bereid en in staat om de passagekosten voor de familie Posner te betalen. Siegmund Posner maakt daar graag gebruik van. Hoffmann mag er dan op vertrouwen dat hij veilig is in het neutrale Holland, Posner wil zover mogelijk weg van Duitsland. Zover is het echter nog lang niet.

Het eerste probleem is om Duitsland uit te komen. Twee weken verblijft het gezin Posner in hun geïmproviseerde onderkomen. Gedurende die tijd komen verschillende familieleden langs, onder andere Siegmunds vader, Josef Posner. Vader en zoon weten niet dat het de laatste keer is dat zij elkaar zullen zien. Evenmin weten zij dat Hengelo voor de één het laatste verblijf zal zijn op weg naar een nieuwe toekomst en voor de ander het laatste verblijf op weg naar de dood. Maar ook veel andere familieleden die langskomen zullen elkaar nooit meer zien. Van Erna Loewenstein-Posner, zuster van Siegmund, en haar man Alfred die in Aschaffenburg in Beieren wonen, wordt door de telefoon afscheid genomen.

↑ Top

Siegmund Posner beseft dat hij voor de komende tijd geld nodig zal hebben, veel geld, om te beginnen voor de treinkaartjes naar de Hollandse grens. Hij hoopt en verwacht dat zijn compagnon hem voor een redelijk bedrag wil uitkopen. Die kan voor een aantrekkelijk bedrag alles in handen krijgen en Siegmund kan over geld beschikken om de komende tijd door te komen. Maar als hij eindelijk kans ziet om de man te spreken wacht hem een bittere teleurstelling. Hij doet alsof hij Siegmund niet kent en alsof alles reeds zijn eigendom is. Geen pfennig wil hij er voor betalen. De Kristalnacht heeft niet alleen huizen, winkels en synagogen verwoest, maar ook relaties die meer dan vijftien jaar hebben bestaan. De familie moet alles bij elkaar schrapen om het voor de Posners mogelijk te maken te vertrekken.

Als het eindelijk zover is gaat oma Wishnewski mee naar het station. Het wordt een hartverscheurend afscheid. Omdat de Posners hals over kop uit hun huis zijn vertrokken hebben ze nauwelijks bezittingen bij zich. Hun meeste bagage bestaat uit onzekerheid. In ieder geval zijn hun papieren in orde. Siegmund Posner weet dat er geen weg terug is. Op het moment dat hij Duitsland heeft verlaten is hij statenloos en heeft hij geen recht meer om terug te keren. Maar hoewel hij passagebiljetten heeft voor de VS is het onzeker, of Nederland hem en zijn gezin zal toelaten. Na de Kristalnacht zijn er vele duizenden joden vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht en de Nederlandse minister-president dr. Hendrik Colijn heeft duidelijk laten weten dat Nederland vol is. Er mogen niet meer vluchtelingen bij komen. Siegmund Posner heeft geen andere keus dan toch te gaan en te hopen dat het zal lukken.

Op zondagavond 22 november vertrekken Siegmund en Vera Posner met hun drie kinderen vanuit Gelsenkirchen naar Nederland. Zij hebben geen idee waarheen de trein hen voert. Het is al diep in de nacht als de trein uiteindelijk stopt in Oldenzaal, één van de twee grensstations waar joden uit Duitsland zich als vluchteling mogen melden. Het perron van het kleine grensstation is het niemandsland tussen het land waar ze niet langer welkom zijn en het land waar ze nog niet welkom zijn. Daar staan ze nog als de trein langzaam verder stoomt en alle verbindingen met het oude vaderland verbroken zijn. Een moeizame glimlach van Siegmund Posner moet zijn vrouw en kinderen hoop geven voor een toekomst waarvoor hij zelf nauwelijks nog hoop heeft. "Ik wil graag naar mijn zuster in Hengelo" is zijn eerste verzoek op Nederlands grondgebied. De procedure is begonnen.

Met toestemming van Wybo Miedema.

"Niet langer een vreemdelinge", Auteur Wybo Miedema, 2008. Uitgave Stichting Oald Hengel, ISBN 078-90-73580-15-6


Andreas Jordan, März 2009

↑ Top